Uit de historie van de Turfroute: de hulp- en reservekas van Appelscha

mei 13, 2014 in nieuws door Redactie

Door Anne Veenstra

Het afgraven van veen.

Het afgraven van veen.

In de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1959 staat het artikel ‘De hulp- of reservekas te Appelscha, een merkwaardige instelling in het Drents-Friese veengebied’, geschreven door Dr. T.H.Oosterwijk, secretaris der gemeente Ooststellingwerf. Hieruit heb ik een paar gedeelten gevist, die misschien voor liefhebbers interessant kunnen zijn. Oosterwijk zegt bijvoorbeeld dat wanneer men de pagina’s over de verveningen in het boek Deining in Drenthe van Dr. H.J.Prakke leest dan komt daaruit naar voren dat de veenexploitatie steeds werd gevolgd door armoede voor de veenarbeider.

Tevens blijkt dat de armenzorg in Drenthe, uitgedrukt in geldswaarde, ver achter bleef. Bij de aanvang van de veenexploitatie werd een zeer merkwaardige instelling in het leven geroepen. De instelling was voor het Friese gedeelte van het grote veengebied, dat aan weerszijden van de grens tussen Friesland en Drenthe ligt, en was de zogenoemde hulp- of reservekas te Appelscha. Bij de bespreking daarvan is er tevens gelegenheid enige opmerkingen te maken over de eventueel bestaande relaties tussen de aan weerszijden der provinciegrens gelegen veendorpen Smilde en Appelscha.

1761 vergunning voor Kortezwaagster vaart
1817 Opsterlandse Compagnonsvaart doorgetrokken

De vervening te Appelscha is begonnen vanuit Friesland, voornamelijk door de in Beetsterzwaag woonachtige adel. Het was op 7 juni 1761 dat Daniel De Blocq Lycklama á Nijeholt octrooi verkreeg tot het leggen van de Kortezwaagster vaart door Donkerbroek, Oosterwolde en Appelscha tot het Landschap Drenthe. De Franse revolutie moest echter eerst worden ‘afgewerkt’ alvorens de Appelshaster venen aan snee kwamen. In het jaar 1817 wordt de Opsterlandse Compagnonsvaart, ook wel Appelschaster Vaart geheten, doorgetrokken van Venekoten onder Oosterwolde naar Appelscha en zo successievelijk verder tot in 1847 DE SCHEID, zoals dit punt wordt genoemd, werd bereikt.

De Scheid

De Scheid.

De Scheid.

Zoals reeds werd opgemerkt, is de vervening in Appelscha vanuit Friesland begonnen en men zou kunnen verwachten dat dit kleine Saksische boerendorp van circa 150 inwoners zou uitbreiden met nieuwkomers uit Drenthe en dan met name Smilde. Dat was niet het geval, want bij het begin van de vervening wonen er slechts enkele in Smilde geboren bewoners. De bevolkingsregisters over de jaren 1820 tot 1840 vermelden weinig Drenten met als toppers Smilde(50), Hoogeveen, Assen en Westerbork(18).

Vervener Gorredijk vraagt belastingverlaging

Bij de eerste verkoping van de veengronden in 1827 verbonden de kopers zich tot het betalen van een belasting “tot onderhoud der armen of het daarstellen van een reservekas”. Op dat moment was de hoogte van de belasting nog niet bekend. Dit gebeurde bij de vaststelling van het reglement en het was voor de verveners Wobbe Sjoerds Hoogeveen te Gorredijk, Fokke Freerks Landmeter te Terwispel, Gerrit Jeens Stoker, Bent Jelmers de Groot en Jelte Jelmers de Groot te Kortezwaag, Jan Ales van der Sluis te Hemrik, Wytze Ales van der Sluis en Lolke Ybees Veenstra te Wijnjeterp en Hillebrand Harmens Hartholt te Donkerbroek blijkbaar een tegenvaller en ze wendden zich daarom tot Gedeputeerde Staten met het verzoek de belasting te verlagen, aangezien deze ongeveer een derde van de koopprijs zou bedragen.