Uit het dagboek van Lenie | deel 4

april 7, 2015 in historie, nieuws door Redactie

gorredijk hoofdstraatHistorisch Informatie Punt HIP in Gorredijk heeft dagboekaantekeningen over een barre tocht van Zuid-Holland naar Noord-Nederland in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. In de winter van 1944-1945 stagneerden de voedseltransporten naar de steden in het Westen van ons land. Een groot aantal evacués en hongervluchtelingen zocht een toevlucht naar het noorden. Een reis die soms dagen duurde en niet zonder gevaar was. De achttienjarige Lenie uit Rotterdam ondernam, samen met haar zestienjarig zusje Jean, zo’n tocht, grotendeels te voet. Ze hield er een dagboek van bij.

Dinsdag 10 April 1945

De boot vertrekt dinsdagavond met vluchtelingen uit Drenthe, want daar is het niet zo pluis meer. Er wil een NSB-er uit Groningen met de boot mee, hij heeft een grote kist bij hem, die kan niet meer op de boot, maar hij springt toch nog op de varende boot en roept tegen tante, dat zij maar moet zorgen, dat de kist wegkomt. De jongens roepen hem nog van alles na, maar hij trekt er zich niets van aan. De boot vaart ’s nachts met het oog op de vliegers.

Vrijdag 13 April 1945

Jean is gisteren nog naar Paterswolde geweest om groente te halen. ’s Middags om een uur of 3 sta ik buiten spinazie te wassen, als ik ineens een harde klap hoor, het lijkt veel op een bom. Ik loop naar de voorkant en hoor dan, dat de Duitsers bezig zijn de bruggen te laten springen. We maken de kelder dan in orde, zodat we er in kunnen slapen. Er wordt ook een groot vat water getapt. Het is opeens buiten erg rumoerig. Om half 6 willen tante en ik nog naar de andere kant van de stad om een boodschap. Als de mensen zien, dat we nog weg willen gaan, raden ze het ons af. Maar we gaan toch eens wat verder kijken.

 

Als we een eind op weg zijn, komen de mensen uit de binnenstad hollen en zeggen, dat je onmiddellijk moet zorgen, dat je binnen komt. We blijven nog op een kruispunt staan, waar de Duitsers en de N.S.B.-ers af en aan rijden. De hele stad staat op zijn kop. In de verte horen we ook al geschut. We gaan dan maar naar huis. Het wordt op straat al doodstil, want het is streng verboden nog buiten te lopen. ‘We gaan toch nog eens aan de deur kijken. We zien eerst helemaal niets, totdat we naar de overkant kijken, dan gooien we de deur dicht. Er stonden aan de andere kant Duitsers met hun geweer op onze deur gericht. Dat was dus net op het nippertje. Het geschut wordt steeds duidelijker hoorbaar. Nu is het toch wel zeker, dat de Canadezen in aantocht zijn. Eindelijk is het ogenblik gekomen waarnaar we zo verlangd hebben, maar wat een angst. We gaan boven eens voor het raam kijken, overal sluipen de Duitsers langs de huizen. Als we ’s avonds met angst en beven naar bed gaan, aangekleed, zien we dat het bij de buitenkant van de stad vreselijk brandt. Het hele kamertje is er door verlicht. De hele nacht gieren de granaten over het huis.

Zondag 15 April 1945

Om 7 uur wagen zich enkelen buiten, maar heel voorzichtig, het is op het ogenblik zo goed als stil. We zien nu wat een ravage er is. Vele huizen zijn bijna geheel kapot. We zien ook dat er brand is, midden in de stad. Na korte tijd horen we de kanonnen weer. We kijken weer voor het raam, daar zien we aan de andere kant van het water de eerste Canadezen, er is zelfs een zwarte bij. Dat is een vreugde, we zien de mensen er zelfs al achter aan lopen, maar wij durven niet naar buiten, want ze schieten nog steeds en bij ons zien we nog geen Canadezen. Er ligt aan de andere kant ook een Duitser, nog steeds in dezelfde houding als vrijdagavond, maar hij is nu dood. De Canadezen slaan de pantservuist stuk en laten de Duitser zo liggen en gaan weer verder.

Als het weer wat rustiger buiten wordt gaan we weer eens buiten kijken. We zien dan, hoe of de mensen het portret van Hitler en Mussert en de N.S.B.vlag uit een kringhuis op de straat gooien, daar gaat natuurlijk een gejuich voor op. Plotseling schieten ze weer uit huizen naar de andere kant. We hollen weer naar binnen. Zo gaat het nog de hele dag door. Maar ’s avonds wordt het toch eindelijk rustig. We zien nu steeds, dat er Duitsers en NSB-ers opgepakt worden. Er worden ook veel gewonden weggedragen, er is nu vreugde, maar hoeveel ellende wordt er nu ook niet geleden. We kunnen nu dan gelukkig weer rustig naar bed. Hoewel het in de stad nog erg brandt.