Uit het dagboek van Lenie | deel 3

april 3, 2015 in historie, nieuws door Redactie

Stationsweg Gorredijk.

Stationsweg Gorredijk.

Historisch Informatie Punt HIP in Gorredijk heeft dagboekaantekeningen over een barre tocht van Zuid-Holland naar Noord-Nederland in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. In de winter van 1944-1945 stagneerden de voedseltransporten naar de steden in het Westen van ons land. Een groot aantal evacués en hongervluchtelingen zocht een toevlucht naar het noorden. Een reis die soms dagen duurde en niet zonder gevaar was. De achttienjarige Lenie uit Rotterdam ondernam, samen met haar zestienjarig zusje Jean, zo’n tocht, grotendeels te voet. Ze hield er een dagboek van bij.

Zaterdag 17 Februari 1945

De man waarvan die wagen is, komt met een paar stukken brood, die erg oudbakken zijn, waar we toch erg blij mee zijn. We gaan verder, langs een saaie weg naar Smilde. Er is bijna geen boerderij te zien, er zijn alleen veel mensen aan het putjegraven. Bij Havelte gaan we een kop koffie drinken in een cafeetje. We willen dan nog naar Diever, we vragen onderweg nog bij een boer om brood, en krijgen dan een boterham. Als we wat verder gelopen zijn, komt ons een auto achterop. Jean steekt haar hand op, ik zie dat het een Duitse auto is en wil daarom doorlopen. Maar de auto stopt, we kunnen meerijden tot Assen, dat scheelt al een heel stuk.

We zijn om 1 uur in Assen, we willen eerst zien, of we wat te eten kunnen krijgen, maar we kunnen niets krijgen. Jean gaat alleen op zoek naar een hotel. Als ze eindelijk komt aanhollen, roept ze me toe, dat we mee mogen rijden naar Groningen. Ze had bij een auto staan huilen en toen hadden de mensen zo medelijden. We waren dolblij dat we nu toch nog gauw op de plaats van bestemming kwamen. We kregen van alle kanten brood met spek, de mensen hadden zoveel brood over. We komen om 4 uur in Groningen aan, om kwart over vier staan we bij tante voor de deur. Tante weet eerst niet wat ze ziet. Jean begint te huilen, zo blij is zij dat ze eindelijk op de plaats van bestemming is. We krijgen gauw een kopje thee met een pannekoek, dat is een hele tractatie. Ik ga met mijn voeten in een sodabad zitten, wat heel wat oplucht. We doen natuurlijk het hele verhaal, wat we onderweg alzo meegemaakt hebben. Als ik in bed lig merk ik pas goed, hoe moe of ik ben en ik waardeer pas een goed bed. Want nu weet ik tenminste dat ik daar voorlopig kan blijven en de volgende dag niet weer zo’n lange reis behoef te doen.

Lenie en haar zusje Jean zijn, na een barre hongertocht, dan toch eindelijk aangekomen in Groningen, bij de familie de Vries. Geen familie, maar zij noemen hen wel oom en tante. Mevrouw de Vries doet nog wel enige pogingen Lenie onder te brengen bij een andere familie maar Lenie voelt zich daar niet op haar gemak en daarom mag ze bij tante blijven, die ook best wat hulp in de huishouding kan gebruiken.
Er volgt dan voor de jonge meisjes even een betrekkelijk rustige periode, waarin ze uitkijken naar het einde van de oorlog.
(wordt vervolgd)

Dinsdag 20 Februari 1945

Alida en ik gaan samen naar een specialist voor mijn voet. Er wordt een flinke pleister over het kapot gelopene geplakt. Alida heeft een zwerende vinger, zij vraagt dan wat het kost. De dokter vraagt eerst aan mij, hoe het komt dat mijn voeten zo kapot zijn. Hij zegt dat hij het bij mij zo maar zal laten, omdat ik evacué ben.
Alida heeft het er over, of ik niet mee naar Gorredijk kan gaan, maar dat durf ik niet goed aan, want het is daar een druk gezin, en er moet ook gewassen worden. Zo blijf ik bij tante, het gaat nu zo steeds zijn gewone gang.

Zaterdag 10 Maart 1945

Er gebeurt niet veel bijzonders meer, steeds hoor je maar weer geruchten, dat de Canadezen weer dichter in de buurt komen. “Met Pasen zal het vrede zijn” wordt er gezegd. De vrijdag voor Pasen is er groot alarm. In de stad worden alle mannen opgepakt. ’s Zaterdags ligt er een grote boot met gewonde Duitsers bij de Sluiskade. Er zijn er bij die geen armen en benen meer hebben, het is een vreselijk gezicht. De boot gaat ’s nachts naar Delfzijl.
Met de Paasdagen heb ik een vreselijk verlangen naar huis.