Nieuwe serie over geschiedenis Kortezwaag | deel 6

juli 13, 2014 in historie, nieuws door Redactie

Door Anne Veenstra, Rolde

Het vertier onder de bevolking na de Tweede Wereldoorlog begon flinke vormen aan te nemen. Zo rond 1950 maakte de draadomroep langzamerhand plaats voor de radio met de lampjes en het schermpje met de namen van zo’n 50 radiostations. Bij Philips waren ze al aan het experimenteren met televisie, maar in het Kortezwaag van die tijd kende niemand dat woord en was men al blij met zo’n modern radiotoestel.

image001Dit toestel bracht veel vertier in menig huiskamer en ook bij ons werd gezamenlijk geluisterd naar de “Bonte Dinsdagavondtrein” en het amusementprogramma op zaterdagavond met “Dorus” en “Willem Parel” als favoriete trekpleisters. Ook “Mastklimmen”, “De Bietenbouwers” en de halve uurtjes van de orkesten met zang van Max van Praag en Eddy Christiani trokken veel aandacht. De zaterdagavond bij ons betekende een lekkere koek bij de koffie en doppinda’s bij het luisteren naar de radio.
Geen TV, geen computer, mobieltjes of dergelijke moderne snufjes en toch herinner ik me niet de dag dat ik me verveelde. En ik weet zeker dat de meeste van mijn leeftijdgenoten hetzelfde zullen zeggen, want er was vertier genoeg! Vertier was er ook volop op school, al speelde zich dat meestal af op het schoolplein voor schooltijd of in het speelkwartier. Tikkertje, stabal , pand verbeuren, touwtje springen, kaatsenballen, overlopertje , schipper mag ik overvaren, slinger aan de staart en “dringertje” waren veel voorkomende spelletjes op het plein.

image002Een gymlokaal hadden we niet, in de zomermaanden mocht een klein stukje van de ijsbaan (!) worden gebruikt. Hierop had aannemer De Vries twee doeltjes gemaakt en er werd dan ook volop gevoetbald. Op de gymuren speelden we er o.l.v. van meester kastie, slagbal, bokbal, korfbal en we oefenden voor de schoolsportdag. In de klas zorgde meester ook zo nu en dan voor opvallend vertier. Hij draaide films af van de N.O.F., een onderwijsinstelling die films uitgaf over bijvoorbeeld de aardappelmeelfabriek, de strokartonfabriek, de suikerfabriek, het stekelbaarsje en dergelijke.

Een enkele maal per jaar gingen we met meester naar bioscoop Flora boven hotel Wiegersma in Gorredijk. Daar vertoonden dan biologen als Piet Bos (museum Holterberg) en Anton Portielje (Artis Amsterdam) fraaie natuurfilms of we waren getuige van een bezoek van de Koninklijke familie aan West-Indië. In de wintermaanden kregen we ook boeken mee uit de bibliotheek van school. Eerst maakten we de catalogus, waaruit we een grote keus konden maken. Meester Wapstra schreef alle titels van de boeken op het bord, die we keurig moesten overschrijven met onze kroontjespen. Was het meester niet mooi genoeg, dan maar opnieuw, desnoods in de pauze of na schooltijd. Als de meisjes na de pauze bij Juf gingen handwerken moesten wij de bibliotheekboeken kaften en dat viel eerst niet mee! Er was ook een bibliotheek voor ouderen via de school en de boeken werden door de leerlingen uit de hoogste klassen bij de lezers thuis bezorgd . Ik had ook een paar klanten op het Oosterend. De vier hoogste klassen, 5 (thans groep 7),6,7 en 8 zaten allemaal bij meester Wapstra. De leerlingen die voor de ULO kozen, gingen halverwege klas 7 van school omdat de leerjaren op de ULO in september begonnen en die van de lagere school op 1 april.
Na schooltijd waren we vrijwel altijd buiten te vinden en we hadden een grote voorraad spelletjes ter beschikking : tikkertje, verstoppertje, blikspuit, stabal, steppen hoepelen,voetballen, ongeluks- tikkertje, platzaaien met platte steentjes over het water, knikkeren in verschillende variaties, hut bouwen,paard en jockey en in de winter schaatsen en sneeuwhutten bouwen. Maar we trokken er ook op uit om Kortezwaag beter te verkennen en zo kwamen we in het Werkmanslaantje, achter de kerk en op het Joodse kerkhof en in het “ Jodenbosje” aan het einde van de Dwarsvaart.

Rond de T.T. (TéTé)in Assen werd er een elastiekje, gemaakt van een oude fietsbinnenband, om een leeg Erdal schoen poets-blikje gewikkeld. Aan de bovenkant van het rekje een halve wasknijper en aan de onderkant een hele wasknijper om het blikje aan de stang van het spatbord te bevestigen. De halve wasknijper raakte bij elke draai van het wiel een spaak en dat gaf een flink stuk lawaai. Voorop het stuur een rond uitgeknipt stuk karton, met touw bevestigd, met een nummer en aan de stang een stuk karton met het motormerk Norton of Gilera. Zo organiseerden we met een aantal jongens onze eigen “ TéTé “ en droegen namen als Geoffry Duke en Arthie Bell! Was het slecht weer dan was er “Mens erger je niet”, “Ganzenbord”, “Molenspel”, “Domino” en “Dammen”.image003

In de hoogste klas gingen we met een paar jongens vrijdags na schooltijd naar de handenarbeidclub in het buurthuis in Jubbega. Ik herinner me van die uurtjes alleen nog het figuurzagen , het voorlezen van de leiders Klaas Zwanenburg en Jan Pomper ( bekend kortebaan schaatser) en de gezellige fietstochten naar en van het buurthuis.
Ik heb in mijn stukjes al vaak gesproken over de sociale verbondenheid onder de bevolking van Kortezwaag. Iedereen en ook de meeste kinderen waren op de hoogte van de baan en de werkomstandigheden van de buren en dorpsgenoten. Soms ging ik wel eens met buurjongen Ekke Foppes naar de Kannenfabriek van Jo de Jong waar zijn vader Fedde werkte. Met Henk Moll kwam ik wel eens in de “zouterij”. Hier verwerkte zijn vader koeienhuiden als voorbereiding op de leerindustrie in de Langstraat.

Ons gasstel en eerst ook ons gaslicht brandde op gas van de gasfabriek in Gorredijk. Om de gasmeter in werking te krijgen moesten er “gasdubbeltjes”, die sprekend op de dubbeltjes met de afbeel-dingen van koningin Wilhelmina of koningin Juliana leken, in een gleufje van de gasmeter worden gestoken. Die dubbeltjes waren te verkrijgen op het kantoor bij de gasfabriek. Het was geen straf om deze dubbeltjes zo nu en dan voor Mem van de fabriek te halen. We gingen dan ook meestal even naar de grote ketel, waar buurman Haike Akkermans aan het werk was. Hij liet ons dan de grote mond met vuur zien, waar hij de cokes ingooide met een heel grote schep en hij nam ons mee de trap op naar het hoogste punt van de ketel. Mooi man!

Mijn vader werkte op de Volma/vh Voltawerk. Hij moest vaak op montage en was dan de hele week van huis. Op vrijdagavond kwam hij met trein en bus naar Gorredijk en dan moesten wij hem op zijn fiets van de bus halen om hem en zijn koffer wat gemakkelijker en sneller in Kortezwaag te krijgen. Hij ging op zaterdagmorgen even naar zijn werk om de afgelopen week door te spreken en als ik met hem mee ging maakten we altijd een rondje door de fabriek. Mooi man! Al de fabrieken In Gorredijk hadden een voetbalteam en op zomeravonden werkten die een bedrijfs competitie af. Het “thuisveld” van Volma was “Velde’s lântsje” achter het Weike in Kortezwaag. De wedstrijden van de “Voltana’s” trokken veel publiek, vooral wij kinderen misten geen wedstrijd!

Op datzelfde”Velde’s lântsje” werd in 1949 op initiatief van onze meester Lute Bethlehem ook de korfbalvereniging Ontspanning Door Korfbal (ODK)opgericht en dat was weer een keuzemogelijkheid erbij! Wat sportverenigingen betreft waren we kort na de oorlog niet verwend: we konden kiezen uit de gymvereniging Stânfries (1885), de voetbalvereniging “Gorredijk” (1920) en ODK. Omdat je pas op 12-jarige leeftijd lid kon worden van een voetbalclub werd er in Kortezwaag veel gegymd en/of gekorfbald. Die twee verenigingen “beten” elkaar niet, integendeel zelfs, ze vulden elkaar aan. In mijn verbeelding lijkt het dat er in onze jeugd elke winter sneeuw en ijs waren. En dat bracht natuurlijk veel vermaak, tot het avondeten hadden we het druk met schaatsen, glijbanen maken voor onze slee, sneeuwhutten bouwen en natuurlijk sneeuwballen gevechten! Het enige nadeel was de soms “tûkerjende” handen, maar daar wist Mem wel raad op! Van scheepvaart was dan uiteraard geen sprake. Als we pech hadden ging er net voor de eerste strenge nachtvorst nog een schip door het dunne ijs en dat betekende vervelend ijs om te schaatsen. Maar dan was er gelukkig de ijsbaan van “Hâld Moed”. Zo nu en dan mochten we er ook naar de verlichte baan en dan was het reuze gezellig met het lantaarnlicht, de muziek en de chocolademelk met koek van Tinus, Lammert, Annigje en Griet! In Gorredijk lagen de boten van Vleeshouwer, Houtstra, Zijlstra en Van der Werf (Tjerk Hiddes) lange tijd aan de Kerkewal en Molenwal. Daar werden elke dag bijten om gehakt om zo scheuren in het schip te voorkomen.

Hoogtepunten waren ook de generale repetities van toneelvereniging “Ienfâld en Freonskip”. We mochten op die avond in het donker naar het café van Jaap en Jet Lingsma en dan kwamen van achter de gordijnen ineens heel andere personen vandaan als dezelfde mensen die we ’s middags nog hadden gezien. Maar de dames Veenstra-Wedman, Dijkstra-Kluitenberg en de heren Wiebe Lageveen en Tinus Dijkstra waren in die toneelkleren en schmink ineens andere, vreemde mensen. Ik weet dat ik nog veel prettige dingen ben vergeten, maar ik weet na het typen van bovenstaande nu wel zeker dat ik mij in mijn kinderjaren in Kortezwaag nooit verveeld heb! Want zelfs de onderlinge vechtpartijen en het aanschouwen daarvan van toen kunnen we nu onder de noemer “vertier” noemen!!